Mijn Marinetijd 12
Hr. Ms. "Karel Doorman" geflankeerd door links Hr. Ms. "De Ruyter" en rechts Hr. Ms. "De Zeven Provinciën". Toen hadden we nog een echte vloot!

Mijn Marinetijd

 1960-1996

SP2H Neptune, lange afstand patrouillevliegtuig


Hr. Ms. "Utrecht"


Wapenschild Hr. Ms. "Utrecht".

Van 14 november 1977 tot 12 februari 1979 geplaatst aan boord van Hr.Ms. "Utrecht". Een onderzeebootjager.


Eindelijk na negen jaar weer eens een varende plaatsing.


Heb ik toch na zestien jaar mijn zin gekregen. Want in 1961 toen ik in Vlissingen zat had ik overplaatsing gevraagd naar een jager. Toen werd mijn verzoek afgewezen. En nu was ik weer aan de beurt om te varen en kom ik er vanzelf op.


Normaal gesproken zat er in die tijd geen magazijnbeheerder aan boord van een jager. Maar voor een stationsschip werd er een uitzondering gemaakt omdat het schip dan lang van huis was (zeven maanden in het Caribische gebied) en er bevoorradingstechnisch altijd veel geregeld moest worden.


Ik werd daar aan boord geplaatst in de functie van assistent van de DOCO (DetailOfficier COördinator). Er was echter een probleem toen ik aan boord kwam, was er wel een bedje voor me maar geen werkruimte. Maar gelukkig was er aan boord een zeer creatieve timmerman en had ik binnen een paar dagen kastruimte met een eigen bureau waar ik mijn werk aan kon doen. Mijn “kantoor” was gesitueerd in het seinstation 40 mm achter. Voor een leek zegt dit natuurlijk niets. Maar dat was een ruimte waar de vuurleidingsystemen stonden voor de vier 40 mm mitrailleurs die achter op het schip stonden. Dat systeem bestond uit een aantal grote versterkingskasten en het moederkompas “achter” stond hier opgesteld. Dat laatste apparaat was het enige dat nog werkte en het hele vuurleidingsysteem werd niet meer gebruikt. Echter de airconditie in deze ruimte was fantastisch want die was natuurlijk afgestemd op een ruimte vol werkende apparatuur dat veel warmte afgaf. Toen we later in de tropen zaten was het soms zo koud daar binnen dat ik ongeveer om het uur even naar dek moest om bij te trekken.


Mijn baas was de LTZA1 Eugène Luycks. Aardige vent waar ik goed mee op kon schieten. Mijn commandant was de KLTZ Veenendaal. Ik kwam hem later toen ik in Den Haag was geplaatst ook weer tegen maar dan als Schout bij nacht in de functie van plaatsvervangend chef-staf. Hij was ook vlieger en had, net als ik, bij het VSQ 320 gezeten. Ik moest met hem nog wel eens zaken doen en dan is het wel handig als je goed met je commandant kan opschieten, hij was een erg sympathieke man. Het hoofd technische dienst (waar ik veel zaken mee moest doen) was de LTZT 1 Ben Mooiman. Prima kerel. Later werd hij directeur van de Rijkswerf.


Mijn expliciete taak was het coördineren van de goederenstromen van de bevoorradingsinstanties aan de wal, zoals onderhoudsbedrijven en magazijnen, naar de eindgebruikers aan boord en visa versa. Het daadwerkelijk aanvragen en storten van te repareren goederen werd door de verschillende dienstgroepen zelf gedaan. Ik hield alleen een oogje in het zeil. Als er aan boord logistiek-technische problemen waren dook ik daar in om het op te lossen. Vandaar dat ik nog wel eens zaken moest doen met de hoofden van dienst aan boord. In het buitenland had ik ook te maken met het in- en uitklaren bij de douane van de goederen die naar ons toe werden gestuurd vanuit Holland, of die wij weer terug stuurden. Al met al heb ik daar een zeer leerzame functie gehad waar ik heel veel van heb opgestoken.


Mijn (stap)maten waren de korporaal elektromonteur Arend Robbe. Arend mochten we nooit zeggen, hij wilde altijd Rob genoemd worden. En de kwartiermeester Kees Smalheer (helaas op 23 oktober 2010 overleden). Met Rob heb ik nu nog steeds jaarlijks contact rond de kersttijd.


Met deze jager heb ik de volgende landen en havens/steden bezocht; Engeland, Portland, Weymouth, Rosyth, Inverkeithing, Dunfermline, Edinburg. Kaap Verdische eilanden, Sao Vicente. Barbados, Bridgetown. Trinidad, Port of Spain. Saint Lucia, Castries city. Martinique, Fort-de-France. Sint Eustatius, Oranjestad. Saba, The Bottom. Sint Maarten, Philipsburg. Aruba, Oranjestad. Curaçao, Willemstad. Bonaire, Kralendijk. Puerto Rico, San Juan, Roosevelt Roads. Amerika, Port Canaveral, Cape Canaveral, Orlando. Bermuda, Hamilton. Azoren, Ponta Delgada. Columbia, Cartagena. Suriname, Paramaribo, Albina. Frans-Guyana, Saint-Laurent-du-Maroni.


Van 28 april 1978 tot 1 december 1978 werden we als stationsschip uitgezonden naar de Ned. Antillen.


Het hoogtepunt van deze plaatsing was uiteraard de uitzending naar de Antillen. Met als hoogtepunten van die reis natuurlijk een bezoek aan Paramaribo, Florida, en Columbia.


Voordat we naar de West zouden vertrekken moest het schip natuurlijk worden opgewerkt. Dat houdt in dat het schip én de bemanning helemaal klaar ”gestoomd” wordt om in oorlogstijd en bij eventuele calamiteiten vlekkeloos te kunnen optreden. Die opwerking wordt altijd in Engeland gedaan in Portland en wordt de FOST (Flag Officer Sea Training) genoemd. Zowel aan de wal als op zee aan boord. Er worden dan “seariders” aan boord geplaatst. Dat zijn mensen die gespecialiseerd zijn in het bedenken van allerlei rampscenario’s, die dat dan ook gaan uitvoeren en de bemanning moet het dan maar zien op te lossen. Op die manier raak je getraind in wapenbeheersing, gevechtsbeheersing, noodprocedures enz. Het duurt ongeveer vier tot zes weken. Meestal wordt het afgesloten met een grote oefening met veel schepen en vliegtuigen in de buurt van de Shetland eilanden. De hele training hebben we met goed gevolg doorlopen zodat we niet voor bepaalde onderdelen terug moesten komen. We konden echter de laatste dagen van de grote oefening niet afmaken omdat we in zwaar weer terecht kwamen waardoor het hele vlootverband uit elkaar kwam te liggen en wij ons op een gegeven moment zo’n zeventig mijl voor de Noorse kust bevonden. We hadden op het halfdek aardig wat schade opgelopen omdat daar alles wat op dek stond buitenboord was geslagen, zoals het dieptebommen rek, de rubber boot, een rek met benzinejerrycans, en de railingbanken. Omdat ik achter in het schip “woonde en werkte” kon ik niet, net als de andere bemanningsleden die daar sliepen, naar het cafetaria in het voorschip gaan om te eten. We hebben toen noodgedwongen in het onderofficiersverblijf alleen maar wat brood met beleg kunnen eten. Dat gold ook voor de onderofficieren en officieren die in het achterschip sliepen. Want als je naar het voorschip moest én de kombuis kon dat alleen maar over het open dek, en dat was verboden omdat het levensgevaarlijk was. Want je zou in de midscheeps zo van dek spoelen. De (onder-) officieren en manschappen die in het voorschip “woonden” hadden geluk, die konden wel warm eten de onderofficieren moesten alleen genoegen nemen met het cafetaria om te eten. Je slaapt dan ook niet veel, want je ligt maar heen en weer te rollen in bed. Maar ik kon ook niet op een stoel zitten in mijn “kantoortje” omdat hij dan omkantelde als ik er op zat of weg schoof. Op die manier kon je ook niet werken. Ik ben gelukkig niet zeeziek geweest toen. Daar heb ik eigenlijk nooit last van gehad tijdens mijn vaarperiodes. Dit was het zwaarste weer dat ik ooit bij de marine heb meegemaakt. Op zich wel een hele ervaring. Maar je wordt wel bekaf.



Uiteindelijk waren we gereed voor onze taak in de West en vertrokken we op 28 april 1978. De reis verliep zonder noemenswaardige problemen. Alleen bij vertrek uit Den Helder hadden we gelijk technische problemen met de HOSIPO, dat heeft iets met de hoofd stoomleiding te maken. Die ging stuk en gingen we met sleepboothulp van de kade. Want de commandant wilde perse vertrekken ten overstaan van de uitzwaaiers op de kade en gingen we op de rede voor anker totdat het euvel verholpen was. Dat was pas de andere dag. We gingen via Cadiz naar de Kaap Verdische eilanden, waar het wel een maanlandschap leek door de droogte. Het had daar in elf jaar nog geen druppel geregend. Vervolgens gingen we naar Barbados waar we olie moesten laden. Daarna werd de reis vervolgd naar Willemstad op Curaçao. Tijdens die reis passeerden we natuurlijk de Keerkring. Dat wil zeggen dat je dan in tropisch gebied terecht komt. Bij de marine hebben we dan de traditie dat de jongste matroos en de jongste officier aan boord gebroederlijk ingepakt in poolkleding het panamakluis (dat is een groot oog boven op de boeg waardoor bij afmeren de meertrossen geleid worden) blauw schilderen. Dat is natuurlijk een zweterige aangelegenheid voor de betrokkene maar ter compensatie is er natuurlijk na afloop feest en vloeit de drank rijkelijk. Meestal wordt er dan ook een bingo aan gekoppeld. Bij aankomst in Willemstad hadden we toch nog even een spannend moment want tijdens het afmeren aan de Rimasteiger (onze vaste ligplaats bij de Marinebasis Parera) brak er brand uit in de achter machinekamer die gelukkig vrij snel werd geblust. Achteraf bleek de schade te bestaan uit het vernieuwen van ongeveer vijftien meter elektrische kabel en wat lasdozen, dus dat viel gelukkig nog mee.


Tijdens de overtocht naar de Antillen hebben we kort na ons vertrek uit Barbados (waar we eigenlijk alleen maar olie hebben geladen) nog twee vissers uit Grenada gered. We kwamen ze midden op zee in een stuurloos vissersbootje tegen. Het waren een vader met zijn zoon. Beide vertoonde ze uitdrogingsverschijnselen. Ze bleken al veertien dagen rond te dobberen zonder motor. Ze hadden motorpech gekregen waarna ze de motor van zijn fundatie losgeschroefd hadden  om hem op de voorplecht te repareren omdat ze er dan beter bij konden. Helaas is de motor toen op het zeetje over boord geslagen en hadden ze niets meer om vooruit te komen. Ze werden eigenlijk bij toeval ontdekt door een van de uitkijken die net van post af kwam. Hij daalde de trap van de brug af terwijl hij onbewust over zee uitkeek en in de verte iets zag. Het was te ver om goed te kunnen onderscheiden wat het was, dus hij ging weer naar de brug om een verrekijker te pakken. Toen zag hij duidelijk twee personen in een bootje waarvan er een stond te zwaaien. Wij zijn toen bijgedraaid en werden ze aan boord genomen waarna ze gelijk in de ziekenboeg werden opgenomen. Hun boot hebben we uit het water gehesen en tegen de reling gesjord om vervolgens met spoed naar Curaçao te varen. Daar werden ze onmiddellijk naar het ziekenhuis gebracht om weer aan te sterken. Hun boot had bij het omhoog hijsen en de tocht naar Curaçao toch zoveel schade opgelopen dat ze daar niet mee terug naar Grenada konden varen. We hebben toen een speciale Bingo-avond georganiseerd waarvan de opbrengst voor de vissers bestemd was zodat ze daar weer een nieuwe boot van konden kopen. De opbrengst was aan het eind van de avond verrassend hoog zodat ze nog geld over hadden. Later, toen zij weer terug in Grenada waren kregen we een bericht van de burgemeester van hun dorp waarin, als dank, Hr. Ms. Utrecht werd uitgenodigd, als het in ons vaarschema paste, zijn dorp te bezoeken. Helaas kon dat niet doorgaan omdat we een druk vaarprogramma hadden.


Normaal maak ik tijdens mijn reizen altijd veel foto’s. Dat is deze reis naar de West niet gebeurd. Ik heb wel wat foto’s gemaakt maar ik heb veel gefilmd op super 8 met geluid. Ik had in de loop der jaren al aardig wat foto’s van dat gebied gemaakt dus kocht ik een filmcamera om eens bewegende beelden te laten zien in plaats van foto’s, dat is weer eens wat anders. Uiteindelijk is het een film van twee en een half uur geworden. Bij elkaar heb ik zo’n tweeënveertig filmcassettes van drie minuten verschoten. Toen ik later thuis was heb ik wel wat werk gehad om dat allemaal aan elkaar te knopen. Maar goed, dat houd je van de straat. Het is uiteindelijk een mooie film geworden, die ik ondertussen ook gedigitaliseerd heb. Ik ben zo brutaal geweest om wat foto´s van de site van Hr.Ms. Utrecht te downloaden van de bemanningsleden die hun foto´s op die site hebben gezet. Ik hoop niet dat ze mij dat kwalijk zullen nemen. Ik heb ze natuurlijk hier op gezet ter verduidelijking van mijn verhaal.


We hebben tijdens ons verblijf in de West natuurlijk de beneden- en bovenwindse eilanden bezocht. Ik kon helaas bij een aantal oefeningen van het landingsdetachement niet meedoen omdat ik tijdens de sportdag van de Utrecht in Curaçao bij het badmintonnen een zweepslag had opgelopen. Met als gevolg dat ik veertien dagen op een stoel moest zitten en aan geen enkele oefening of andere activiteit mee mocht doen. Daardoor miste ik een bergbeklimming naar de top op Saba en een landingsoefening op Bonaire. Op Aruba hebben we een excursie gemaakt naar de oude goudmijnen van de indianen. Bij onze rondreis langs de andere Caribische eilanden. Hebben we Trinidad bezocht waar we een boottocht hebben gemaakt door een groot natuurgebied met mangrovebossen waar de rode Ibis broed. En hebben we een bezoek gebracht aan een natuurlijk asfaltmeer waarvan een deel nationaal park is en het andere deel werd geëxploiteerd door een asfaltfabriek. Het was wel een raar gezicht bij de woningen rond dat meer. Daar groeide de planten dwars door het asfalt heen. Op St. Lucia hebben we met een excursie een drive-in krater bezocht. Het stonk daar verschrikkelijk naar zwavel en rotte eieren en overal zag je rook uit de rotsen komen en in de plassen water die er lagen borrelden allemaal luchtbellen omhoog.


In Columbia hebben we een aantal dagen in Cartagena gelegen. Dat is een grote havenstad van ruim een miljoen inwoners. Gesticht in 1533 door Pedro de Heredia. Het is ook de grootste marinebasis van de Caraïben. Het enige dat ons direct opviel was de hitte. Ik heb het nog nooit zo warm gehad, zelfs niet in Nieuw Guinea. Toen we aan de steiger lagen werd er 45 graden in de schaduw onder de zonnetent gemeten. De controle op drugs was daar heel erg streng. Als je de haven verliet kwam je eerst door een controlepost. Zelfs een pakje shag werd voor drugs aangezien. Als de politie je een sigaret zag draaien dan werd je onmiddellijk opgepakt. Zo belandde er toch wel een paar op het politiebureau aldaar. Vanwege de guerrillaoorlog in Columbia mochten we niet alleen gaan passagieren, minimaal met 5 man mochten we de stad in. We hadden ons ingeschreven voor een excursie. Die werd alleen in de stad gehouden want buiten de stad was het gewoon te gevaarlijk. Niemand mocht ook buiten de stad komen. Maar in de stad was genoeg te zien want het is een oude stad met veel koloniale gebouwen en beelden. Zoals het standbeeld van de indiaanse prinses India Catalina. Tegenwoordig is zij een nationaal symbool van dit land. We hebben toen ook het fort Castillo San Felipe de Barajas bezocht. Het was een groot fort dat er nu nog zeer robuust en indrukwekkend uitzag en stamt uit de zestiende en zeventiende eeuw.


In Paramaribo verbleven we een heel weekend. Het was toen een erg verwaarloosde stad. Met over het algemeen slecht onderhouden houten huizen en kantoor/bedrijfspanden. De houten kathedraal verkeerde ook een erbarmelijke staat. Maar het was wel gezellig op straat met heel veel toko-tjes waar je heerlijk eten kon kopen. En de mensen waren erg gastvrij bovendien ze spraken allemaal zonder uitzondering goed Nederland. Dat kon je toen van de Curaçao-enaren niet zeggen. Ik heb daar aan een mooie excursie deelgenomen. We hadden voldoende begeleiders en er was voor genoeg voedsel en drinken gezorgd. Want we zouden een hele dag op pad gaan. De trip ging per bus naar Albina alwaar we in een korjaal (een lange kano van een boomstam) overstapten die ons een eind stroomopwaarts de Marowijne rivier opbracht. Bij een indianendorpje werd gestopt. Daar mochten we het dorp in om contact te leggen met de indianen en natuurlijk om souvenirs te kopen. Ook die mensen waren erg vriendelijk. Wat ons op de rivier opviel waren de enorme zwerfkeien die erin lagen. Daar moest regelmatig omheen gevaren worden. Op de terugweg naar Albina verzeilden we in een plotseling opkomende regenbui die overging in een hagelbui met hagelstenen als duiveneieren. Goed dat die korjaal overkapt was met stevig zeildoek want anders waren we kleddernat geworden en hadden we de nodige builen opgelopen. Maar zo plotseling als de bui kwam was hij ook verdwenen en scheen de zon weer vrolijk alsof er niets aan de hand was geweest.


We legden aan in Saint Laurent du Maroni in Frans-Guyana, tegenover Albina. Daar bezochten we het beruchte strafkamp waar “Papillon” van de schrijver Henri Charrière had gezeten. Het werd niet meer als gevangenis gebruikt en woonde er nu arme burgers. Ondanks dat de gebouwen er haveloos uitzagen was het geheel wel indrukwekkend om te zien. Daarna vertrokken we weer terug naar Paramaribo. Het was een mooie, leerzame dag geweest.


We kwamen in Paramaribo wel oude bekenden tegen. Dat waren Surinamers die in Nederland bij de marine hadden gediend en na hun functioneel leeftijdontslag weer terug naar Suriname waren gegaan om daar in het Surinaamse leger weer verder te dienen.


Op 1 november 1978 werd ik bevorderd tot sergeant magazijnbeheerder. Eindelijk na dertien en een half jaar als korporaal te hebben gelopen. Het enige geluk dat ik had was dat ik erg vroeg korporaal was geworden dus was ik toch nog relatief jong sergeant in vergelijking met de andere dienstvakken. Die bevordering hield in dat ik aan boord moest verhuizen van een korporaals slaapverblijf naar een vier persoons onderofficiershut. Die overgang was wel een luxe want in het korporaals slaapverblijf sliepen we met negen man. Ik sliep daar op het middelste bedje van drie hoog. Aan mijn voeteneind lag een collega, die meer dan twee meter lang is. Met andere woorden, hij lag regelmatig met zijn voeten naast mijn voeten want de bedden waren voor hem eigenlijk te kort. Daar had ik in de onderofficiershut geen last meer van. Dat was wel lekker. Die accommodatieverandering was het enige dat voor mij door die bevordering veranderde. Voor mijn werk maakte het niets uit doordat ik maar alleen was. We hebben die bevordering goed gevierd want we lagen op dat moment in Oranjestad op Aruba waar we die middag een compagnie mariniers uit Curaçao hadden afgeleverd voor een grote oefening. Bij die mariniers zag ik een oude bekende waarmee ik vroeger in Den Haag had gezeten. Die woonde met zijn gezin op Aruba dus nadat we eerst aan boord mijn bevordering hadden gevierd, waar hij natuurlijk ook bij was met zijn vrouw, hebben we bij hem thuis nog even een afzakkertje genomen. Dat liep door tot in de kleine uurtjes, maar hij heeft me toch nog keurig aan boord afgeleverd.


De laatste mooie trip was naar Port Canaveral in Florida. Daar hebben we ook enkele dagen gelegen. We zijn daar met een excursie naar het Kennedy Space Center geweest. Dat was heel indrukwekkend. Het complex is ongeveer zo groot als de provincie Flevoland. Enorm uitgestrekt en zeer goed beveiligd. Niet alleen door beveiligingsdiensten maar ook, omdat het een groot moerasgebied is, door een natuurlijke beveiliging in de vorm van alligators. Die zagen we ook duidelijk langs de oevers van de kreken liggen zonnen, bovendien zagen we ook dat ze gevoederd werden door verzorgers. Er waren diverse soorten grote lanceerplatformen te zien voor verschillende typen raketten. Ook het pad van het vehicle waarop de complete raket naar het lanceerplatform van de Saturn V raketten werd vervoerd. Alleen één schakel van de rupsband weegt al één ton. Zo’n Saturnesraket zagen we ook in het “Rakettentuintje” liggen. Wat een enorm ding zeg. Daar vlakbij lag het Vehicle Assembly Building. Er wordt beweerd dat het Empire State Building daar viermaal in schijnt te passen. Daarin worden tegenwoordig de shuttles geassembleerd en vervolgens op het voertuig gehesen dat ze dan naar het lanceerplatform transporteert. Al met al was het een leerzame excursie en erg indrukwekkend.


We hebben natuurlijk ook een excursie gemaakt naar Walt Disney World. Dat konden we ons niet voorbij laten gaan. Dat moet je natuurlijk gezien hebben als je daarvoor in de gelegenheid bent. Omdat het geen Amerikaanse vakantietijd was viel het met de drukte bij de diverse attracties gelukkig mee. Er stonden geen lange rijen, want die toestanden kennen we in Holland ook bij de Efteling onder andere. We konden dus op ons gemak de diverse attracties bekijken. We hebben natuurlijk niet alles gezien want dan ben je zeker wel een week bezig denk ik. Wat ons direct opviel was dat het overal erg schoon en opgeruimd was en dat alles heel was. Ook de verlichting brandde goed, er was niet een lampje stuk. De attracties die we gezien hebben waren gewoon geweldig. Zelfs de beweegbare poppen waren zo goed gemaakt en de bewegingen die ze uitvoerden waren zo natuurgetrouw dat we eerst dachten met echte mensen van doen te hebben. Maar het waren toch echt poppen. Ongelooflijk zo mooi. Om een indruk van het hele park te krijgen hebben we een rondtour gemaakt in een monorailtrein en zijn we met een kabelbaan het park rondgegaan.


De volgende dag ging ik met m’n twee stapmaten, Cees en Rob, met een huurauto naar Orlando waar we Sea World en het wassenbeelden museum van Madam Tousseau hebben bezocht. Bij Sea World hebben we wel erg gelachen, vooral bij de Orca-show. Dat beest was zo groot dat, als hij uit het water sprong om daarna weer terug te vallen er zoveel water omhoog spatte dat de toeschouwers op de eerste rijen van de tribune kleddernat werden. Ik was blij dat we bovenin zaten zodat mijn filmcamera niet nat kon worden. We hebben daar ook nog een geweldige waterskishow gezien, die was helemaal af.


Op de thuisreis hebben we de Bermuda´s en de Azoren aangedaan. Ik heb niets van de beruchte Bermudadriehoek gemerkt. We hebben daar alleen maar olie geladen waarna we weer vertrokken. In Ponta Delgada hebben we een weekend binnen gelegen waar we weer voor het eerst in Europees tenue oftewel Marineblauw liepen. We hebben daar met ons scheepselftal nog een voetbalwedstrijd gespeeld tegen de plaatselijke voetbalclub. Ik weet alleen niet meer wie er gewonnen heeft.


Vanaf de Azoren het laatste rukje naar Den Helder. De reis verliep verder voorspoedig en in de Golf van Biskaje hadden we een beste deining. Op 29 november, een paar dagen voor het binnenlopen in Den Helder, dacht ik: “Laat ik Agnes eens even verrassen”. Die dag is namelijk haar verjaardag. Ik heb haar toen via het verbindingscentrum aan boord en Radio Holland vanuit zee opgebeld en gefeliciteerd. (Mobieltjes waren er nog niet in die tijd, alle communicatie deden we nog per (lucht)post). Dat was dus een complete verrassing voor haar. Ik had dat nooit eerder gedaan. Ze was zo verrast dat ze niet wist wat te zeggen. Ik had ze er echt mee overdonderd, maar ze was er wel blij mee.


Een paar dagen later op 1 december 1978 liepen we Den Helder binnen als een spookschip. Den Helder zat namelijk potdicht van de mist. Het was zo mistig dat de afhalers op de steiger het schip pas zagen toen het vlak voor de steiger uit de nevelen opdoemde. Zelfs Sinterklaas met z’n Zwarte Piet stonden ons op te wachten. Maar zo te zien had Sinterklaas wel erg lang staan wachten want hij stond een beetje wankel op zijn benen!! De kinderen op de steiger stonden hem maar een beetje raar aan te kijken en dachten het hunne ervan.


Ergens tussen al die mensen zag ik Agnes met Fabian op haar arm staan zwaaien. Hij keek zijn ogen uit. Dit had hij nog nooit gezien want bij het uitzwaaien waren ze niet meegegaan naar Den Helder. Toen we afgemeerd waren mocht iedereen aan boord komen, dat werd me een gekrioel van jewelste. Nadat alle douanezaken waren afgehandeld mocht iedereen naar huis om te genieten van zijn ontschepingverlof.


Het merendeel van de bemanning zou na zijn ontschepingverlof worden overgeplaatst. Behalve de logistieke dienst, waartoe ik dus ook behoor. Die had van nog geen overplaatsing gehoord. Ik had zijdelings via via…. wel vernomen dat ik naar de Logistieke School in Amsterdam zou gaan maar officieel wist ik nog van niets. Toen ik later na mijn ontschepingverlof weer terug aan boord was kreeg ik pas officieel te horen dat ik inderdaad naar de Logistieke school in Amsterdam zou worden overgeplaatst. Ik heb toen de materieelslogistieke zaken aan boord afgehandeld omdat ik niet vervangen zou worden. Zodat elke dienstgroep zijn eigen zaken weer volledig kon beheren. Deze periode aan boord van de jager is voor mij een zeer leerzame periode geweest dat ik voor geen goud had willen missen.

 

Als iemand geïnteresseerd is in het beeldverhaal van deze periode aan boord van Hr. Ms. "Utrecht", klik dan op onderstaande foto.

Klik op foto om video te zien

Contactformulier

 
 
 
 


Heeft u nog op- of aanmerkingen, of wellicht aanvullende informatie op de inhoud van dit Utrechtverhaal?

Gebruik hiervoor het nevenstaand contactformulier, of het gastenboek.


Beeldmateriaal en aanvullende informatie

(De meeste afbeeldingen kunnen worden vergroot door erop te klikken.)

Uitleg wapen Hr. Ms. "Utrecht".

Hr.Ms. "Utrecht" was een onderzeebootjager van het type B en behoorde tot de Friesland-klasse. Daar zijn er 8 van gebouwd. De andere 4 vielen onder het type A en behoorde tot de Holland-klasse. Het verschil tussen de twee typen was dat de "A- jagers minder mitrailleurs (1 stuks) had en de voortstuwing had minder vermogen (45.000 pk). De lengte, breedte en diepgang was ook minder (111,30 om 11,33 om 3,88m.).


Het schip is bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde gebouwd onder bouwnummer 272. De kiellegging vond plaats op 15 februari 1954. De doop vond plaats op 2 juni 1956 en op 1 oktober 1957 werd het schip in dienst gesteld.


Het schip is op 1 augustus 1980 uit dienst gesteld en op 5 september 1980 overgedragen aan Peruaanse Marine alwaar het op 6 oktober 1980 onder de nieuwe naam BAP Castilla (71) indienst werd gesteld.


Hierna volgen enige technische gegevens van het schip:

Lengte                                                                         116 m

Breedte                                                                    11,78 m

Diepgang                                                                    5,02 m

St. waterverplaatsing                                           3070 tons

Vermogen geleverd door 4 Babcock ketels

en 2 Werkspoor stoomturbines                             60.000 pk

Snelheid                                                                      36 kn

Bemanning                                                                      280

Bewapening

120 mm kanons Bofors in 2 dubbeltorens                       4 st

40 mm mitrailleurs Bofors                                  6 later 4 st

(in 1965 werden er 2 verwijderd)

Raketdieptebommenwerpers                                          2 st

Dieptebomrekken                                                2 later 1 st

10,3 cm Lichtraketwerper                                               1 st


In de Nieuw Guinea periode was de Utrecht ook nog met 8 torpedolanceerbuizen uigerust 4 aan iedere zijde in de midscheeps.


Binnen het geel omkaderde deel was mijn "kantoor" gesitueerd, het korporaalsverblijf en mijn slaapverblijf, een hut van negen man.

Mijn werk- en leefplek aan boord.

>>>>>> Boeg

Mijn werk- leefsituatie van bovenaf gezien met in het seinstation mijn "kantoor", daarachter aan stuurboord het korporaalsverblijf (ex studieverblijf) en aan bakboord mijn slaapverblijf.

Opwerkperiode om het schip plus bemanning klaar te stomen voor het uitvoeren van operationele taken

Het vertrek uit Den Helder naar de Antillen.

Arriveren in de Antillen.

Bezoek Puerto Rico, Martinique en Cartagena, Columbia

Diverse gebeurtenissen aan boord

Op de groepsfoto van de feestcommissie  staan de volgende personen voor zover ik ze nog weet.


Staand van links naar rechts: De coördinator op Curaçao, Victor Maduro, zangeres Dulce Marugg,Toon Hondijk, Gerard Eggen, Jan Kieft, KLTZ Veenendaal (Cdt., wilde we graag op de foto hebben), hurkend van links naar rechts: Mijn persoontje, Mike Hermans, Jan van Tongeren, Jaap van Baaren, Joop Gerrits en liggend Gerrit de Bruin.

Bezoek aan Suriname

Bezoek Port Canaveral Florida USA

Bevorderd tot sergeant

Het rangonderscheidingsteken van Sergeant

(Op 1 november 1978 bevorderd)

Uitdraai bevordering tot sergeant magazijnbeheerder.


Het is bij de marine traditie dat als je tot sergeant wordt bevorderd je pontificaal door de leden van het korporaalsverblijf op een brancard naar het onderofficiersverblijf wordt gebracht, dat natuurlijk gepaard gaat met de nodige drank. Zie onderstaande foto's


Thuiskomst in Den Helder

Dit is er nu van over

© 2000 PCL