© 2000 PCL
Hr. Ms. "Pelikaan" (A830), Nederlands Nieuw-Guinea
Van april 1962 tot februari 1963 werd ik geplaats aan boord van het bevoorradingsschip Hr. Ms. "Pelikaan" waarmee ik op 22 mei 1962 (daags nadat de duikopleiding was begonnen) voor een verblijf van achtien maanden vertrok naar het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea. Althans dat was de bedoeling. Want in die tijd was een normale uitzendperiode achtien maanden. Maar het werd uiteindelijk korter omdat in oktober 1962 Nieuw-Guinea aan de Verenigde Naties werd overgedragen en op 21 december 1962 kwamen we weer in Den Helder aan, nog net op tijd om de kerstdagen thuis te vieren.
Ondanks dat ik natuurlijk graag wilde varen vertrok ik toch met gemengde gevoelens, want ik had toen al een paar jaar serieuze verkering en het was voor mijn meisje ook de eerste keer dat ik zo lang weg zou gaan. Het thuisfront vond het helemaal niet leuk, hoofdzakelijk vanwege de oorlogstoestanden daar. En gelukkig wisten ze niet wat we allemaal aan boord hadden, daar kom ik later nog op terug.
De reis ging via Willemstad op Curaçao, waar ik achtien jaar werd. (Dus oud genoeg voor een uitzending) We voeren trouwens niet alleen want de Hr. Ms. "Walrus" vergezelde ons gedurende de hele reis. Zij had dezelfde bestemming. In Willemstad moest het schip even dokken omdat er wat problemen waren met de smeerolietoevoer naar de schroeven. Maar dat euvel was snel verholpen. In Willemstad ontmoette ik mijn maatje van de Hr. Ms. "Willem van der Zaan" in Vlissingen. Die zat daar voor uitzending en was op de marinierskazerne Suffisant geplaatst. We hebben toen bij kennissen van hem onze verjaardag gevierd want hij is een dag na mij jarig. Dat kwam dus mooi uit.
De reis ging verder via het Panamakanaal naar Suva op Viti Levu, een van de Fiji-eilanden. De reis dwars door Panama was op zich al een belevenis. Je vaart eigenlijk op hoogte (26 m boven zeeniveau) dwars door het oerwoud (81 km) van dat land. De schepen worden met diesellocomotieven door de sluizen getrokken. De oversteek van Panama naar Suva duurde ongeveer 3 weken. We zouden eigenlijk naar Tahiti gaan en de reden waarom we niet naar Tahiti “mochten” was omdat dat nog een Franse kolonie was, en zij dat wat confronterend vonden. Dat was ook de reden waarom we niet op de heenreis door het Suezkanaal wilden/mochten/durfden. De Fiji eilanden stonden onder “toezicht” van Nieuw Zeeland, en die deden niet zo moeilijk. Ook is er nog sprake geweest van Nieuw Caledonia en stoomden we uiteindelijk door naar Suva. Op 16 juni passeerden we de Evenaar en kregen Koning Neptunus op bezoek. Dat houdt in dat opvarenden die nog niet eerder de Evenaar zijn gepasseerd door Neptunus en zijn trawanten tot zijn onderdaan worden gedoopt. Ik was natuurlijk ook de klos en werd met allerlei rotzooi ingezeept en vervolgens in een grote (van zeildoek gemaakte) bak met zeewater gegooid. In Suva kregen we bij het afmeren een cobratros in de schroef (10 slagen om de schroefas). Bakboords stoomturbine (7000 PK) stond toen in een keer stil. Met onze eigen duikers en materieel zagen we geen kans de klus te klaren en moesten we wachten op de Amerikaanse marine. Die was toevallig met een duikwerkschip in de buurt. Zij zijn er toch nog continu 2 dagen mee bezig geweest om die tros los te krijgen, die zat echt vast. Ondertussen konden we natuurlijk wel met de sloep de wal op. Dat was wel lekker even je benen strekken na drie weken op zee. Ik kwam daar nog een Hollander tegen die er al 40 jaar woonde. Hij kwam oorspronkelijk uit Haarlem en vroeg hoe het daar nu was. Daar kon ik weinig over zeggen omdat ik er toen eigenlijk alleen maar met de trein doorheen kwam op doorreis naar Den Helder.
Na een kleine week daar voor anker te hebben gelegen vertrokken we naar onze eindbestemming Hollandia in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea waar we op 12 juli 1962 's avonds in het donker afmeerden. Ik was heel benieuwd hoe het landschap er uit zou zien. Aan de lichtjes te zien lagen we toch wel op enige afstand van de stad en de lichtjes waren op verschillende hoogtes te zien, het moest dus wel bergachtig zijn. Je rook wel de typische rottende lucht van het oerwoud dat we ook in Panama hadden geroken. Iedereen die er nog nooit geweest was, was erg nieuwsgierig hoe het er uit zou zien bij daglicht.
De volgende ochtend zo snel mogelijk naar dek om de omgeving te bekijken. Aan stuurboord (voor de landrotten onder u rechts) gezien was het erg bergachtig (het Cycloopgebergte) en groen. Allemaal oerwoud en op enige afstand lag dan de “stad” Hollandia (tegenwoordig heet het Jayapura) verscholen tussen het groen. Aan bakboord (voor de landrotten onder u links) keken we uit op een grote baai, later hoorde ik dat dat de Humboldbaai was. Vlakbij lag een berg in het water waarbij een Papoea-kampong (dorpje) op palen in het water was gebouwd, het lag tussen de wrakstukken van Amerikaanse landingsvaartuigen en tanks uit de Tweede Wereldoorlog. Later in de tijd zagen we dat er op andere plaatsen aan de noordkust van Nieuw-Guinea de Papoeahuisjes ook op palen vaak tussen de oorlogswrakstukken in het water waren gebouwd.
Op de eerste dag in Nederlands Nieuw-Guinea werden we ’s morgens toegesproken door de Commandant Zeemacht aldaar, de Schout bij nacht Reeser. Het was een lange magere man en onder de marinemensen beter bekend als “schele of pokhouten Leen”. Het was een vuurvreter. We kregen te horen dat we rekening moesten houden met de mogelijkheid dat we ons leven zouden moeten geven voor volk en vaderland. Daar moesten we het maar mee doen. Dat was even slikken natuurlijk, maar vanwege onze jonge leeftijd drong het niet echt tot ons door wat daar precies mee bedoeld werd (achteraf gezien). Diezelfde eerste dag konden wij als magazijnbeheerders direct aan de slag want er verschenen twee trucks met landmachters en een grootmajoor van de mariniers MJR. de Keizer. Die vertelde ons dat de soldaten ons kwamen helpen met het lossen van een lading 12 cm granaten voor de onderzeebootjagers in Nieuw-Guinea. De bedoeling was dat wij als magazijnbeheerder alleen maar aanwijzingen moesten geven bij het lossen en het bedienen van de kranen en zij deden het zware werk. Daar zijn we dus de rest van de dag mee bezig geweest.
We moesten in het begin wel wennen aan die vochtige tropenwarmte en dat altijd maar klammige gevoel. Maar alles went. Omdat we geen airco aan boord hadden zaten we binnen de kortste tijd onder de huiduitslag door het overvloedig zweten, in de vorm van rode hond, ringworm en apenpokken (blaasjes onder je oksels). Daar werden we dagelijks in de ziekenboeg voor behandeld. Maar veel helpen deed het niet, het enige dat over het algemeen wel hielp was douchen met zout water of in zee zwemmen. Dan was je er weer even van af maar het kwam daarna weer net zo hard terug. Uiteindelijk hebben we er mee leren leven. Het slapen was ook een ramp. We sliepen drie hoog en per twaalf bedden was er een ventilatiebolletje die je naar verschillende kanten kon draaien dus je begrijpt als je ’s nachts van post afkwam en je bed in dook dan richtte je dat bolletje natuurlijk op jouw bedje, maar als de volgende, die bij jou in de buurt sliep, een paar uur later van post af kwam dan richtte hij natuurlijk dat bolletje op zijn bed en dan zwom jij ’s morgens je bed uit van het zweten.
We kwamen wel eens aan boord van een onderzeebootjager om ze te bevoorraden dan waren we prompt na ons bezoek verkouden want de jagers hadden wel airco aan boord en wat voor airco. De mensen sliepen daar onder twee dekens en die liepen niet met al die huiduitslag rond. Daar waren we wel eens jaloers op.
We hebben tijdens onze term daar alleen maar aan de noordkust gevaren. De zuidkust (dat was de kant tegenover Indonesië) mochten we niet komen omdat we veel te weinig afweermiddelen hadden en totaal geen onderzeeboodbestrijdings-apparatuur. Zelfs aan de noordkust mochten we niet alleen varen, we hadden altijd een onderzeebootjager bij ons in de buurt die ons in geval van alarm kon bijstaan. Het enige dat we aan boord hadden was een beetje luchtafweer in de vorm van negen 20 mm Oerlikon-mitrailleurs en twee 40 mm Bofors snelvuurkanons voor zee- en luchtdoel. Zelf was ik bij oorlogswacht ingedeeld als schutter en lader bij de Oerlikon op het hoogste (sein)dek achter de brug. We hebben al die tijd in Nieuw-Guinea verlichte oorlogswacht gelopen (zes uur op zes uur af). Tijdens zeewacht was ik roerganger of blindeman (hulpje van de roerganger) of ik liep uitkijk op de brug.
Roerganger en uitkijk vond ik altijd wel een leuk baantje. Gelukkig zat de stuurhut direct onder de brug en had een patrijspoort waardoor je naar buiten kon kijken en twee deuren die altijd open stonden. De meeste grotere oorlogsschepen hadden in die tijd hun stuurhut ergens diep in het schip, meestal onder de waterlijn binnen een pantsergordel. Wel goed beschermd dus maar dan kon je helemaal niet naar buiten kijken. Dat was natuurlijk ook niet alles.
Hollandia en Biak waren onze thuishavens. Van daaruit pendelden we steeds naar Manokwari, om de mariniers te bevoorraden en Ransiki om verse groente te laden.
Soms gingen we zo maar ergens voor anker liggen voor de kust en gingen dan met de motorschouw naar de wal om te zwemmen of de bush in te gaan maar dan moest er altijd wel een Papoea-gids mee anders zou je zo verdwalen.
We gingen regelmatig met een van de twee motorschouwen vissen als we in Biak of Hollandia lagen. Ik bestuurde dan die schouw. Dat deed ik graag en de schipper had er kennelijk vertrouwen in als ik er mee voer. Ik had er wel eerst een proef voor moeten afleggen en dat was goed gegaan.
In Hollandia gingen we vaak naar het Kloofkamp, dat was een marinekazerne in de heuvels met een mooi zwembad met steenkoud water. Dat zwembad werd namelijk door een riviertje uit de bergen met water gevuld. De visjes sabbelden er aan je tenen. We gingen ook wel eens naar het Sentanimeer in het Cycloopgebergte, ongeveer dertig kilometer van Hollandia. De rit er naar toe was al heel fraai, een kustweg langs de Humboldbaai. Overal zag je nog wrakstukken liggen van de Amerikaanse landingen in de Tweede Wereldoorlog.
Af en toe maakte we wel spannende momenten mee. Tijdens het varen voeren we altijd een zigzagkoers om mogelijke duikboot aanvallen van de Indonesiërs te bemoeilijken. En dan gebeurde het wel eens dat er een vreemde periscoop werd waargenomen en dan was het gelijk alarm met gevechtswacht op post. En vervolgens gebeurde er dan niets. Op die momenten vloog de adrenaline wel door je lijf. Of het gebeurde wel eens als we ergens binnen lagen dat er ’s avonds plotseling luchtalarm werd afgegeven. Dan zag je overal in de stad de lichten uitgaan en iedereen vloog dan naar z’n gevechtspost en dan bleek het een bevriend vliegtuig te zijn die zich vergeten had door te melden. Dan ging er weer een zucht van verlichting door het schip. Want we hadden toch altijd in ons achterhoofd de gedachte dat als we, op wat voor manier dan ook, zouden worden aangevallen één treffer voldoende zou zijn geweest om in een klap het hele schip op te blazen want we zaten barstens vol munitie. Van de zes laadruimtes waren er vier vol munitie bestaande uit 28 torpedo’s, vliegtuigraketten, dieptebommen, dieptebomraketten, 12 cm granaten en nog kleinere munitiesoorten voor de mortieren, mitrailleurs en handvuurwapens. De overige twee laadruimen waren voor de reserveonderdelen en de voeding.
Later bleek dat de vreemde duikboten, waarvan soms de periscoop werd gespot, Russische duikboten waren. Zie hiervoor het volgende verhaal uit het Historisch Nieuwsblad van 11/2013, "Russische duikboten voor Nieuw-Guinea"
Onze hoofdtaak was het bevoorraden van marineschepen, de marinierseenheden en de vliegtuigen van de Marineluchtvaartdienst op Biak.
Eind juli kregen we van onze baas de LTZA1 Bruins persoonlijk te horen dat we de korporaalsopleiding in konden. Die zou in augustus in Hilversum op het Marineopleidingskamp starten. We waren met vier magazijnbeheerders tweede klas aan boord en we wisten niet beter dan om voor een korporaalsopleiding in aanmerking te komen je minimaal eerste klas moest zijn. Dat klopte ook wel maar wat wij niet wisten was dat ze korporaals te kort kwamen. Vooral ook omdat het nog een jong dienstvak was. We hadden daar wel oren naar natuurlijk dan waren we in augustus weer terug in Holland en we hoefden niet bij te tekenen omdat we qua dienstverband nog genoeg looptijd voor de boeg hadden. Eén jongen had daar geen zin in. Dat was Cor Hopmans, mijn oude schoolmaat van de lagere school, die wilde gewoon zijn eerste dienstverband uitdienen en dan de marine uit. Onze baas zou alles regelen, wij moesten wel voor de goede orde een verzoek indienen, maar dat was eigenlijk alleen een formaliteit.
Ongeveer een week later kwam de teleurstelling. De heer Bruins kwam ons mededelen dat de hele opleiding was verschoven naar het eind van dat jaar vanwege dat er in Nieuw-Guinea niemand meer afgelost zou worden omdat het daar toch een aflopende zaak was i.v.m. de komende overdracht aan Indonesië en iedereen dus vervroegd naar huis zou komen. Maar hem was wel beloofd dat zodra wij weer terug in Holland zouden zijn wij onmiddellijk in de eerst daarop volgende korporaalsopleiding geplaatst zouden worden. En dat is ook zo geschied.
Op 1 september werd ik bevorderd tot magazijnbeheerder der eerste klasse. Dat hebben we toen maar even gevierd. Met bier en zware shag. Voor ik naar Nieuw-Guinea ging rookte ik niet en dronk ik geen druppel alcohol. Maar gaandeweg de tijd in de tropen ben ik, meer uit verveling en de sleur van de oorlogswacht, gaan roken en drinken. Ik heb daar ook, voor de eerste keer, mijn baard laten staan. Dat was later voor het thuisfront, toen ik weer thuis was, wel even wennen.
Begin november, ik dacht de tiende, vertrokken we als een na laatste marineschip Nieuw-Guinea. Hr.Ms. “Overijssel” zou de laatste zijn. Die hebben we later op weg naar Holland nog wel een paar keer ontmoet. Een keer in Cochin (India) en in Napels.
De thuisreis ging voorspoedig dank zij een goed stel machinisten. Die hebben gedurende ons verblijf in Nieuw-Guinea zoveel dingen in de machinekamers en ketelruimen gerepareerd en vernieuwd dat we geen noemenswaardige mankementen meer hebben gehad. Dat was op de heenreis wel anders. Toen lagen we nog wel eens spontaan te dobberen op die grote plas omdat in een van de machinekamers een apparaat weer eens uitviel of dienst weigerde. Of het gebeurde wel eens dat de stoomtoevoer plotseling uitviel.
Op de thuisreis deden we als eerste haven Cochin in India aan. Daar bleven we een paar dagen liggen omdat we onderdelen nodig hadden voor onze radar en de commandant niet verder wilde varen, zeker niet door het Suezkanaal zonder radar. Hr. Ms. “Overijssel” die als laatste schip vertrok uit Nieuw-Guinea had onderdelen voor ons bij zich en daar hebben we dus even op gewacht. Cochin is de op een na grootste haven van India maar de stad was erg smerig het stonk er verschrikkelijk. Daar zagen we ook voor het eerst de heilige koeien rondlopen.
In de Rode zee, op weg naar Suez kregen we met een stevige wind te maken, die schuin van achter inkwam. Dan slinger je lekker. Bij Suez moesten we voor anker zodat er een konvooi kon worden gevormd om door het Suezkanaal te varen. Elk schip kreeg een grote koplamp op de boeg te hangen en stapte er een aantal Arabische kooplui aan boord. Die doortocht was voor mij een hele ervaring. Ik was aan boord altijd bij meer- en ankerrol ingedeeld als telefonist op de bak. Je had dan tot taak de orders van de brug aan de meer- af ankerploeg door te geven. We vertrokken in Suez om elf uur ’s morgens, toen droeg ik nog kort kaki. Dat is een korte broek met een T-shirt. Toen was het nog bloedheet want je vaart toch dwars door de woestijn. Maar rond zes uur ’s avonds toen het donker begon te worden (en dat gaat in de tropen altijd heel snel) begon het ook gelijk af te koelen. Gelukkig werd ik even afgelost om te kunnen eten en heb me toen gelijk omgekleed in Europees tenue met daar overheen een jekker. Dat was maar goed ook want het was ondertussen behoorlijk koud geworden. Later die avond heb ik er nog een duffelcoat (winterjas) overheen aangetrokken. ’s Avonds rond elf uur waren we in Port Said. Daar hebben we even gestopt om de Arabische kooplui van boord te laten gaan die we gedurende de doortocht aan boord hebben gehad. Er waren aardig wat poefs en camel-sets gekocht door de maten. Maar ook nep gouden ringen. Bovendien moest de koplamp ook nog verwijderd worden, die mochten we natuurlijk niet meenemen.
Na Port Said deden we alleen Napels in Italië nog aan. Daar zagen we de hele zesde Amerikaanse vloot binnen liggen. Wij konden er nog net bij liggen. En daar zag ik ook voor het eerst van mijn leven de vulkaan Visuvius. Er werd een excursie naar Pompeï georganiseerd maar daar kon ik helaas niet aan meedoen want ik had de wacht. Toen we net uit Napels vertrokken waren was er een tijdje geen radioverbinding meer met Holland. Er schijnt toen nog naar ons gezocht te zijn. Daar hebben we toen niets van gemerkt. Dat hoorden we later toen we terug in Holland waren.
Begin december kwamen we in Den Helder aan. Het was verschrikkelijk koud. We konden de haven nog maar net binnenkomen zo had het al gevroren. Ik heb het later ook nooit zo koud gehad als toen. Want bij binnenkomst stond ik natuurlijk ook weer op de bak. Wat ik toen allemaal had aangetrokken dat wil je niet weten. Ik leek wel een Michelin-mannetje en nog had ik het koud.
We mochten toen gelijk een paar dagen naar huis om Sinterklaas te vieren waarna we weer aan boord moesten zijn om het schip helemaal leeg te trekken. Alles moest van boord af. Onze bedmatrassen werden gelijk op een brandstapel gegooid. Die stonken helemaal zuur naar het zweet. Toen dat allemaal gebeurd was mochten we met winter- en ontschepingverlof. En dat duurde gelukkig wel enkele weken. Tijdens dat verlof kreeg ik al mijn eerste malaria-aanval. Jaren later is dat nog enkele keren teruggekomen.
Terugkijkend op deze uitzendperiode ben ik toch blij dat ik dit heb mogen meemaken. Ik heb respect voor het Papoea-volk gekregen. Het is een trots volk waarvan ik vind dat wij (de Nederlandse Regering) ondanks alle beloften die gedaan waren, ze in de steek hebben gelaten. Aan boord hadden we de hele uitzendperiode twee Papoea-jongens die werkzaam waren in de wasserij. Wij, mijn baas en de commandant, hebben toen alles in het werk gesteld om een van die twee jongens mee naar Holland te mogen nemen. Dat wilde hij erg graag, er was al onderdak en werk voor hem geregeld in Nederland en het werd op het laatste moment vanuit den Haag niet toegestaan. Dat was goed balen.
Op FaceBook vind je de groep "Pelikaan A 830".
Klik op onderstaande afbeelding om de film over mijn Nieuw-Guineaperiode te bekijken.
Op 7 maart 2018 werd in het vroegere MOK-Hilversum de eerste reünie van de Pelikaan gehouden. Het was een zeer geslaagde en gezellige dag geworden. Wil je de foto's daarvan bekijken, klik dan op de foto hiernaast.
Dit boek heb ik via Veteranenboek.nl gemaakt en enigszins aangepast om er een pdf van te kunnen maken. Wil je het boek inzien, klik dan op de foto hiernaast.
Contactformulier
Heeft u nog op- of aanmerkingen, of wellicht aanvullingen op de inhoud van dit Nieuw-Guineaverhaal?
Gebruik hiervoor het nevenstaand contactformulier, of het gastenboek.
Deze herinneringspolsband heb ik door Joris Gadellaa laten maken. Mocht je ook interesse in zo'n polsband hebben, hij is op Facebook te vinden.
Beeldmateriaal en aanvullende informatie
(De meeste afbeeldingen kunnen worden vergroot door erop te klikken.)
Hr. Ms. "Pelikaan" is gebouwd bij de werf Harland & Wolf te Belfast en werd in juli 1948 in dienst gesteld.
Oorspronkelijk was het een groot landingsvaartuig voor tanks in dienst van de Royal Navy onder de naam HMS. "Thruster". In 1947 werd het van de Engelsen gekocht. En in eerste instantie als drijvend magazijn in Den Helder in dienst gesteld.
Lengte 122,37 m
Breedte 15,39 m
Diepgang 5,08 m
St. waterverplaatsing 4280 tons
Vermogen geleverd door
2 stoomturbines 7000 pk Snelheid 12 kn
Bemanning 127
Bewapening
40 mm Mitrailleurs Bofors 2
20 mm Mitrailleurs Oerlikon 9
Nog enkele plaatjes van HMS "Thruster"
Hr. Ms. "Pelikaan" op weg naar het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea
Het bevoorradingsteam aan boord bestond uit:
LTZA Bruins, dat was onze baas tevens onze divisiechef; MJRMB Kuizinga, onze chef; SGTMB Luisterburg, chef kantoor; KPLMB Gijs Overgauw, onze directe chef in de magazijnen en dan vier magazijnbeheerders der tweede klasse, te weten: MB2 Ruud Nienkemper, MB2 Dirk Oostdijk, MB2 Cor Hopmans en mijn persoontje. Verder was de korporaal torpedomaker Verstraten aan ons team toegevoegd als hij niets te doen had en de zeemiliciën ziekenverpleger Vorstenbos als het in de ziekenboeg rustig was.
De 4 magazijnbeheerders, v.l.n.r. Ruud Nienkemper, Cor Hopmans, Dirk Oosdijk en mijn persoontje.
Foto gemaakt op 7 maart 2018 tijdens de eerste en laatste reünie van de Pelikaan
Krantenknipsel over vertrek van Hr. Ms. "Pelikaan". De Pelikaan aan de kade bij de Onderzeedienst. Vertrek uit den Helder vanaf de steiger voor de toenmalige Onderzeedienstkazerne.
Hier passeerden we op 16-06-1962 de Evenaar dus kwam de zeegod Neptunes aan boord om de dopelingen in te zepen en te dopen.
Suva, hoofdstad van de Fiji-eilanden
Nederlands Nieuw-Guinea.
Hollandia werd met Biak onze thuishaven in Nieuw-Guinea
Enkele plaatjes in en om de jachtclub in Hollandia. Ik weet niet alle namen meer van de bemanningsleden maar weet ik een naam dan zet die wel bij de betreffende foto.
Onderstaande dieren kwamen we regelmatig tegen. De vliegende honden vlogen er bij bosjes rond net als de Kakatoe. Voor de Paradijsvogel moest je het bos in. De Kroonduif is de grootste duif op deze aardkloot. De Nederlands Nieuw-Guinea LuchtvaartMaatschappij was er naar vernoemd. De klappertorren waren niet gevaarlijk maar ze hadden een hard schild. Het gebeurde wel eens dat ze 's avonds tegen je voorhoofd aan vlogen, dan had je een beste buil op je hoofd. Als je het bos in ging dan kwam je nog veel soorten (erg) giftige slangen tegen, Casuarissen, wilde varkens en herten. Die laatste twee waren het grootste wild.
Onderstaande vrolijke jongens kwam je alleen in de "Baliemvallei" (dat ligt in het midden van Nieuw-Guinea, dus midden in de regenwouden) tegen. Ze zagen er erg strijdlustig uit. De peniskoker was een echt statussymbool.
Onderstaande foto's zijn bij kampong "Ransiki" en kampong "Waren" genomen. Daar lagen we voor anker om verse groenten in te slaan. Van die gelegenheid werd dan door de anderen gebruik gemaakt om even de benen te strekken.
Op de foto's hieronder lagen we voor anker op de ree bij Biak. Een van onze thuishavens. Kees van Noord (op de eerste foto) was later in Den Helder opstapper op de reddingboot aldaar en is toen tijdens een reddingsactie over boord geslagen en verdronken.
Het vochtgehalte moest natuurlijk op peil blijven. De 4de foto is van machinist Ted Haitsma. De laatste twee foto's zijn ergens in Nieuw-Guinea gemaakt.
Op de foto's hieronder lagen we op de boei bij Manokwari waar toevallig een vliegtuigje van de NNGLM "Kroonduif" was geland. Gevolgd door een krantenknipsel uit 1999 waarin stond beschreven dat de Russen duidelijk aanwezig waren in Nieuw-Guinea. Daarnaast nog enkele krantenberichten uit die periode.
In de Straat van Malakka kwamen we op weg naar huis een Chinese Jonk tegen. In die Straat kwamen we ook heel veel "Portugese Oorlogschepen" tegen. Een soort kwal.
Het Portugees Oorlogsschip is echter geen echte kwal, maar een complexe kolonie van vier soorten poliepen. Het Portugees oorlogsschip kan tentakels ontwikkelen tot 70 meter lang. Naast het lichaam, dat gemiddeld 9 tot 35 cm groot is, heeft het een gasblaas, dat als "zeil" dienstdoet. Dit zeil, dat in feite een poliep (pneumatofoor) is, kan met lucht gevuld worden als het oorlogsschip aan de oppervlakte moet blijven, en kan bij gevaar leeglopen waardoor het oorlogsschip onderduikt. Ook kan dit zeil in een bepaalde hoek gedraaid worden, zodat de kolonie kan "bepalen" waar ze naartoe "wil". Zelfs tegen de wind in laveren is mogelijk.
De andere drie poliepensoorten zijn de tentakels (dactylozoïden), die het voedsel (vooral kleine vissen) vangen en verlammen, de spijsverteringspoliepen (gastrozoïden), en de voortplantingspoliepen (gonozoïden). Iedere poliep heeft dus zijn eigen taak. De tentakels vangen de prooi en spuiten hem in met gif zodat hij verlamd/verdoofd raakt, waarna het naar de gastrozoïden getransporteerd wordt.
Hier naderden we de op één na grootste haven van India Cochin
Kochi, vroeger bekend als Cochin, is de op een na grootste stad in de Indiase deelstaat Kerala. De stad is gelegen in het district Ernakulam en de gemeente heeft 596.473 inwoners (2001). De agglomeratie echter heeft 1.355.406 inwoners (2001), waarmee het de grootste agglomeratie van Kerala is en een van de snelst groeiende stedelijke gebieden in India.
De stad is een belangrijke havenstad en is al eeuwenlang het centrum van handel in specerijen. Kochi werd in een vroeg stadium de "Koningin van de Arabische Zee" genoemd. In Kochi worden goud, textiel en vis verhandeld en verscheept. De stad is aantrekkelijk voor toeristen en bedrijven, actief in de IT. De natuurlijke haven van Kochi biedt toegang tot de Backwaters van Kerala.
Van 1503 tot 1663 viel Kochi onder de heerschappij van de Portugezen. Vasco Da Gama, de ontdekkingsreiziger, overleed in 1524 in Kochi tijdens zijn derde reis naar India. Hij werd er in eerste instantie ook begraven. Zijn lichaam werd in 1539 naar Portugal overgebracht.
In 1662 is de stad, met na Goa de belangrijkste Portugeze bezetting, drie weken lang belegerd door Rijklof van Goens. De Portugezen kregen versterking en de wintermoesson zette eerder in dan verwacht. In 1663 veroverden de Nederlanders de stad.
Vanaf 1717 tot 1723 was de antropoloog avant la lettre Jacobus Canter Visscher predikant in Cochin en schreef brieven aan zijn familie over de Malabaarse cultuur.
In 1795 trok de VOC zich terug uit Kochi, waarna in 1814 het gebied in handen van de Britten kwam.
De Nederlandse begraafplaats in Kochi is een van de oudste Europese begraafplaatsen in India. Vera van Heininge werd daar in 1664 begraven. Het meest recente Nederlandse graf is dat van de op driejarige Helena Muller, die in december 1814 stierf. De renovatie van de koloniale begraafplaats is in januari 2007 afgerond en is opengesteld voor het publiek.
Rode Zee en het Suezkanaal
Napels
De provincie Napels is de dichtst bevolkte provincie van Italië.
Vooral het noordelijke gedeelte, rondom de metropool Napels is zeer dichtbevolkt.In het centrum van de provincie ligt de beruchte vulkaan Vesuvius. De directe omgeving ervan is ook dichtbevolkt, mede vanwege de vruchtbare grond. Het schiereiland van Sorrento in het zuiden is het belangrijkst voor het toerisme. In Pompeii en Herculaneum zijn de resten te zien van de in het jaar 79 verwoeste steden. Vanuit Sorrento vertrekken de boten naar het decadente eiland Capri. Aan de andere zijde van het schiereiland ligt de tot de provincie Salerno behorende Amalfische Kust.
Een nog steeds actieve vulkaan. Gelegen aan de westkust van Italië, vlakbij Napels. De Vesuvius is 1281 meter hoog en heeft een doorsnede van 8 kilometer. Diverse keren barstte de vulkaan uit. De meest verwoestende uitbarsting vond plaats in 79 na Christus. Hierbij werd de stad Pompeii onder dikke lagen as bedolven. Ook in 1631 ging het goed mis. De laatste uitbarsting dateert van 1944. De schade viel mee. De Vesuvius bezoeken is mogelijk. Zo kun je in het treinstation van Pompeii een busretourtje kopen naar de vulkaan. Vanaf Pompeii is het een uur rijden.
Eindelijk thuis
Hier lopen we het koude Den Helder binnen na een lange reis. De pijl wijst naar mij. Ik sta daar op het bakboords oerlikonbordes op de bak als telefonist. Dat was mijn positie tijdens meer- en ankerrol.
Hr.Ms. "Pelikaan" werd in 1973, na een diensttijd van 30 jaar waarvan 4 bij de Royal Navy, afgevoerd van de sterkte en gesloopt.
De scheepsarts LTZAR2OC KMR b.d. F.J. Stols
Tijdens onze heen- en terugreis hadden we een arts aan boord, dat was de LTZAR 2 KMR F.J. Stols. Inmiddels is hij al 87 jaar (2020). Hij heeft kortgeleden weer contact met me opgenomen met de vraag of ik nog geïnteresseerd ben in meer van zijn foto- en filmmateriaal dat hij gemaakt heeft gedurende zijn plaatsing op de Pelikaan. Dat was natuurlijk niet tegen dovemansoren gezegd.
Hij had geen bezwaar dat ook dit materiaal op deze site geplaatst wordt.
Ik ben hem daar zeer erkentelijk voor.
Natuurlijk wil ik de bezoeker van mijn site ook deze unieke beelden niet onthouden.
Hieronder heb ik 10 foto's en twee korte filmpjes van hem.
Klik op op onderstaande foto om de filmfragmenten te starten.
Op deze film zijn de volgende fragmenten te zien:
Klik op op onderstaande foto om de filmfragmenten te starten.
Het Suezkanaal is een 163 km lang kanaal in de landengte van Suez in Egypte. Het verbindt Port Said aan de Middellandse Zee en Suez aan de Rode Zee met elkaar, en begrenst het schiereiland Sinaï dat ten oosten ervan ligt. Het is tevens de scheiding tussen Afrika en Azië. Het kanaal heeft geen sluizen omdat beide zeeën hetzelfde niveau hebben. Het bestaat uit een strook met verschillende passeermogelijkheden. Ieder jaar ondernemen ongeveer 15 000 schepen de elf tot zestien uur durende tocht door het Suezkanaal. Dat was in 2000 ongeveer 14% van het totale tonnage van de wereldscheepvaart. Het belang van het kanaal is zeer groot. Schepen tussen de noordelijke Atlantische Oceaan en de Indische Oceaan moesten voorheen om het continent Afrika heenvaren. Sinds het Suezkanaal bestaat, is dit niet meer nodig. Ook kan men volledig om Afrika heen varen doordat het nu een los continent is. Het kanaal werd in 1869 geopend.
Inhoudsopgave