Mijn Marinetijd 07
Hr. Ms. "Karel Doorman" geflankeerd door links Hr. Ms. "De Ruyter" en rechts Hr. Ms. "De Zeven Provinciën". Toen hadden we nog een echte vloot!

Mijn Marinetijd

 1960-1996

Hr.Ms. " De Zeven Provinciën" (C802)


Wapenschild Hr. Ms. De Zeven Provinciën

Van 18 maart 1968 tot 16 februari 1970 geplaatst aan boord van de kruiser Hr. Ms. "De Zeven Provinciën".


Tijdens mijn plaatsing aan boord heeft de kruiser alleen gevaren en niet in Smaldeelverband. Tegenwoordig heet dat een Eskader. Dat zijn een groep schepen die in gezamenlijk verband opereren.


Het voordeel van het alleen varen is dat de commandant echt de baas is omdat je dan als commandant niemand direct boven je hebt staan zoals een Smaldeelcommandant die je dan aan boord hebt omdat je het grootste schip (vlaggenschip) van het Smaldeel bent. Dan is het leven voor de bemanning aan boord altijd wat soepeler.


Ik heb verschillende functies gehad aan boord. Zoals muteerder van de reservedelen-administratie op het Bureau Bevoorrading (stoeien met de kaartenbakken, want toen waren er nog geen computers). Verder ben ik daar chef verbruiksartikelenmagazijn geweest. Dat zat voor in de boeg, verspreid over twee dekken. Daar werd ik bijgestaan door twee magazijnbeheerders. Mijn laatste functie was beheerder van de geclassificeerde technische boekwerken van de Terriërbatterij (de raketinstallatie).


De materieelslogistieke ploeg aan boord bestond (voor zover ik het nog weet) uit de volgende personen. De baas, het hoofd logistieke dienst, was de LTZA1 Roodenburg (later werd hij afgelost door de LTZA1 Hermanus). Chef bureau bevoorrading was de Majoor magazijnbeheerder Piet van Hout, die werd later ook afgelost door Majoor Kramer. De sergeanten die ik me nog kan herinneren waren Sergeant Paardenkoper, Sergeant Tommasoa en Sergeant Pascoud. Mijn collega's Korporaal waren: Piet Bakker, Tom Meissner, Rinus Vogelenzang, en ene Stevens (dat was nog een jonkie). De eerste en tweede klassers waren, voor zover ik ze me nog kan herinneren de neven Jos en Fred Barbillion, Joop Dumont (was altijd te herkennen aan de aardappel die hij om zijn nek had hangen tegen zeeziekte) en niet te vergeten Rob Visée. Die heeft op een gegeven moment mijn leven gered. Daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor. We ontmoeten elkaar nu regelmatig op de reunie van de magazijnbeheerders.


Het leven qua accommodatie aan boord van de kruiser is niet meer te vergelijken met de huidige schepen. Tegenwoordig slaapt men in hutten van vier of zes personen en afhankelijk van je rang zelfs in een- of twee persoonshutten.


Ik sliep toen in verblijf "Zuid-Holland" (alle slaapverblijven aan boord hadden een provincienaam), dat was een "hut" van 110 man en bevond zich in het voorschip. Ik meen dat dit zelfs het grootste verblijf aan boord was. Doordat de plunjekasten op een bepaalde manier in die ruimte waren geplaatst leek het net of het allemaal kleine hutjes waren van twee of drie rijen bedden (wel drie hoog). Je had in deze opstelling toch wel enige privacy.


Gedurende mijn plaatsing heb ik de volgende landen bezocht: Groot Brittannië, westkust van Amerika, Nederlandse Antillen en Aruba, Puerto Rico, Gran Canaria, Noorwegen, Spanje en Marocco. In die landen hebben we de volgende havens aangedaan: Plymouth, Dornoch Firth, UK; Norfolk, Virginia USA; Rooseveld Roads, San Juan, Puerto Rico; Philipsburg, Sint Maarten N.A.; Willemstad, Curaçao N.A.; Oranjestad, Aruba; Las Palmas, Gran Canaria; Stavanger, N; Cadiz, S.; Casablanca M.


Tijdens de reis naar Amerika en de Nederlandse Antillen en Aruba brachten we twee keer een bezoek aan Norfolk. Tijdens het eerste bezoek werd er een excursie georganiseerd naar Williamsburg, een historische stad in Virginia. Als je daar rondloopt waan je je in de 17de en 18de eeuw. Alles gaat daar nog per paard en wagen en de oude ambachten worden daar nog steeds uitgeoefend. De tweede keer dat we tijdens deze reis daar een bezoek brachten was naar aanleiding van het twintig jaar bestaan van de NAVO. Daar moesten we bij aanwezig zijn voor een grote vlootschouw voor de kust van Norfolk. Er deden uit 20 landen marineschepen aan mee. Alle NAVO-kopstukken en de regeringsvertegenwoordigers van alle NAVO-landen waren verzameld op de USS “Saratoga”, toen een van de grootste conventionele aircraft-carriers van Amerika. Alle NAVO-schepen moesten daar voorlangs varen (steam-past heet dat) al vurende met alle conventionele wapens die ze aan boord hadden. Dat was een geweldig gezicht. En een gigantische herrie. Er werd geschoten op doelen in de lucht en op zee. Het leek wel oorlog.


We kwamen daags voordat we Norfolk voor het eerst binnenliepen in een zware orkaan terecht die we eerst dachten te ontwijken. Maar hij veranderde plotseling van koers en kwamen we er midden in terecht. Dat hebben we geweten ook. Het schip werd zowat gesloopt. Alles wat op dek stond (vast of gesjord) ging over boord. De schouwen en sloepen op het G-dek (één dek hoger) werden zwaar beschadigd.  We waren bijna omgeslagen omdat we een beetje topzwaar waren vanwege de geleidewapen radarantenne. Deze moest bij 15 graden slagzij automatisch afbreken door de breekbouten waarmee het was gemonteerd. Dat was een ingebouwde veiligheid anders zou het schip zeker omslaan, maar dat gebeurde dus niet. Toen werd het toch wel even spannend aan boord en zat iedereen met samengeknepen billen. Uiteindelijk zijn de bouten toch afgebroken, maar pas bij een grotere hoek en kon het schip zich weer oprichten en wij konden weer opgelucht ademhalen.


De volgende dag toen we in Norfolk afmeerden konden we onze "wonden" likken en werden er met hulp van de Amerikanen spoedreparaties verricht zodat we in ieder geval weer zeewaardig waren.


Op een gegeven moment lagen we voor anker bij Puerto Rico omdat we daar in de buurt op de range onze Terriër-raketten moesten inschieten. We zouden daar de nacht doorbrengen. Maar plotseling merkten we ’s nachts dat het hele schip schudde en trilde alsof we hoge vaart liepen. ’s Morgens toen we wakker werden lagen we voor anker voor Sint Maarten en werd er via de scheepsomroep bekend gemaakt dat het landingsdetachement (waar ik ook in zat) zich met spoed in gevechtstenue moest steken en wapen en scherpe munitie halen in de wapenkamer waarna Antilliaans geld moest worden opgenomen bij bureau Kas en om half zeven verzamelen op het halfdek, dat is achter op het schip bij de Terriër-batterij. Daar werden we door de commandant toegesproken dat we standby moesten staan om de politie van Sint Maarten te ondersteunen voor mogelijke infiltraties vanaf het eiland Anguila (Brits) daar in de buurt. Daar was een opstand uitgebroken en was men op Sint Maarten bang dat er mogelijk vanaf dat eiland infiltraties zouden plaatsvinden. We hebben daar standby gelegen totdat een dag later het stationsschip van Curaçao arriveerde met een compagnie mariniers aan boord. Die namen de taak van ons over. Drie weken later toen het gevaar voor infiltreren was geweken hebben wij die compagnie weer opgehaald. Daarvan kregen we te horen dat ze eigenlijk drie weken vakantie hadden gehad. Ze hadden hun bivak op het strand gebouwd en hebben alleen maar af en toe langs het strand patrouille moeten lopen. Toen we dat achteraf hoorden waren we wel een beetje jaloers op die mannen want dat hadden we ook wel willen doen.


Ik liet me op elke plaatsing waar dat kon altijd bij het landingsdetachement indelen. Want dan kwam je nog eens ergens, ook in het buitenland zoals die keer dat we in Stavanger waren. Toen hebben we met het landingsdetachement een mars van hemelsbreed 15 mijl door de bergen gemaakt. Dat was een prachtige tocht ondanks het klimmen en klauteren. We hebben toen zelfs nog enkele schapen gered die zich helemaal in het prikkeldraad hadden vastgelopen. Wat mij opviel daar was dat je rustig dwars door en over het boerenland kon lopen zonder dat er een boer met een jachtgeweer op je af kwam. Dat overkwam ons tijdens oefeningen in Holland wel een paar keer. Zo zijn we ook met het landingsdetachement veertien dagen in Doorn geweest bij de mariniers. Daar hebben ze getracht een beetje marinier van ons te maken, maar daar zijn ze toch niet in geslaagd. Maar al met al hebben we daar toch een leuke oefening gedraaid.


Tijdens ons bezoek aan Willemstad op Curaçao zag ik, toen we afmeerden aan de steiger twee bekenden staan. Dat waren Sanny en Toon de Nijs en waren 3 jaar op Curaçao geplaatst. Met Toon heb ik op de lagere school en middelbare school gezeten en later zijn we beiden naar de Marine gegaan, maar voor zover ik weet hebben we nooit ergens samen gediend. We zijn wel als OVA (Officier Van Administratie met FLO gegaan. Ik was blij verrast hun daar aan te treffen. Op een of andere manier wist hij (daar was hij natuurlijk schrijver voor en zat bij de staf op Curaçao) dat ik aan boord van de kruiser zat. Zijn vrouw Sanny ken ik nog van de drumband van de gymnastiekvereniging waarvan ik lid was en ook in de drumband zat als trommelaar en zij voerde de blazers van de band aan. Ik werd gelijk een weekend bij hen uitgenodigd. Dat kwam mooi uit want ik had dat weekend geen wachtdienst. Ik heb toen een heerlijk weekend gehad met hun samen. Zij hebben me toen veel van Curaçao laten zien.


Tijdens het tweede bezoek aan Norfolk heb ik nog een auto-ongeluk gehad dat voor mij gelukkig goed afliep. Ik had alleen maar een dikke lip met mijn tanden er doorheen omdat ik met m’n gezicht op het dashboard sloeg. Ik was met een maatje op de basis aan het stappen toen we een lift kregen aangeboden van een Amerikaanse marineman die op de kruiser USS Springfield zat. We waren namelijk naar een bepaald adres op zoek, en hij wist de weg. Toen we eenmaal onderweg waren had ik al snel door dat de man toch een aardig drankje op had, want hij reed behoorlijk snel. Ik zat naast hem en m’n maat zat achterin. Op een gegeven moment kruisten we een spoorwegemplacement en daar ging er iets mis. Er waren vlak voor dat emplacement wegwerkzaamheden geweest en dat stond niet goed met borden aangegeven. We zagen daardoor te laat dat er geen rijplaten meer tussen de rails lagen die er normaal hadden moeten liggen. Daardoor werd de auto door de snelheid min of meer gelanceerd en kwam pas op de vierde spoorbaan tot stilstand. Ik sloeg dus met mijn hoofd tegen het dashboard en ben toen een moment bewusteloos geweest denk ik. Mijn maat werd met z’n hoofd tegen de zijkant van zijn deur geslagen zodanig dat hij behoorlijk lag te kreunen. De Amerikaan naast mij gilde dat hij dood ging. Ik wilde er wel uit want we stonden midden op zo’n groot spooremplacement in een industriegebied net buiten Norfolk. Je weet natuurlijk nooit wanneer er een trein aan zou komen, ook midden in de nacht want het ongeluk gebeurde om ongeveer half vier ’s morgens. Ik kreeg echter de deur aan mijn kant niet open, die heb ik toen met fors geweld open getrapt waarbij ik door de inspanning helemaal uit mijn broek scheurde. Maar ik was er uit waarna ik mijn maat uit de wagen hielp die gelijk op de rails ging zitten met zijn hoofd tussen zijn handen en hij kreunde als een gek. Hij had behoorlijk last van zijn hoofd en borst. De Amerikaan kreeg ik alleen niet uit de wagen, daar was hij veel te groot en zwaar voor. Er was in de directe omgeving helemaal niemand te zien. Ik ben toen de weg af gaan lopen tot op een kruispunt. Daar ben ik midden op gaan staan en maar wachten tot er iemand kwam opdagen. (mobieltjes hadden we toen nog niet) en er was ook geen telefooncel in de buurt omdat het midden op een industrieterrein was. Plotseling zag ik een paar kruisingen verder een politie aan komen rijden en door flink te zwaaien kon ik zijn aandacht trekken. Met hulp van die agent heb ik toen de Amerikaan uit de wagen kunnen halen doordat we de deur aan zijn kant gewoon opengevouwen hebben. Toen rook ik ook een kegel drank bij die kerel en de agent merkte het ook. Die had ondertussen zijn collega’s opgeroepen en binnen no time stonden er een stel politieauto’s bij het spoor zoals je wel eens bij Amerikaanse politiefilms ziet. De agent die mij had geholpen bracht ons met z’n drieën naar een EHBO-ziekenhuis in de buurt. In de wagen van de agent begon de Amerikaan te jammeren dat hij niet gereden had en dat hij dood zou gaan. De agent keek me aan en zijn ogen spraken boekdelen. Later hoorde ik van die agent dat zijn rijbewijs zou worden afgenomen en dat hij alleen maar twee gebroken vingers had en verder niets. Mijn maat bleek toch behoorlijk wat letsel te hebben opgelopen zoals een dubbele kaakbreuk en een zwaar geneusde ribbenkast. Het gevolg was dat we beiden naar het marinehospitaal op de basis werden gebracht. Bij mij werd er toen naar de binnenkant van mijn bovenlip gekeken. Mijn maat werd gelijk opgenomen omdat hij moest worden geopereerd. Nadat er door de dokter van de wacht naar mijn bovenlip werd gekeken werd geconstateerd dat hij daar niets aan kon en mocht doen omdat hij niet gespecialiseerd was. Dus, wachten op de specialist. Die kwam na ongeveer een uur wachten. Die vertelde dat de wond niet dichtgenaaid kon worden omdat het mondvlees te zacht is en de hechtdraad niet zou houden. De wond moest dus zo genezen. Dat is uiteindelijk ook gebeurd. Daarna moest ik wachten op onze eigen arts van ons schip. Daar ben ik uiteindelijk mee terug naar boord gegaan en heb ik nog twee dagen in de ziekenboeg gelegen ter observatie omdat ik eigenlijk helemaal nog niet op een of andere manier op het ongeluk had gereageerd. Ik heb daarna nog ongeveer een week met een dikke lip gelopen voor dat het over was. Mijn maat heeft nog zo’n zes weken in het hospitaal gelegen. Hij is tijdens die reis ook niet meer terug aan boord gekomen maar er is wel voor gezorgd dat hij eerder terug in Nederland was dan wij met het schip. Toen wij terug in Den Helder kwamen stond hij ons met zijn vrouw op de steiger op te wachten. Hij had zijn kaken nog wel in de beugels zitten. Later hoorde ik dat hij, als gevolg van dat ongeluk, werd afgekeurd voor tamboer want hij was korporaal marinier/tamboer. Dat was erg sneu voor hem. Maar toen ik na deze plaatsing in Den Haag zat kwam ik hem weer tegen maar dan in een landmachtpak en zat hij bij de Koninklijke militaire kapel. Daar mocht hij wel blazen.


Al met al heb ik een heel leuke tijd gehad aan boord van deze kruiser.

Beeldmateriaal en aanvullende informatie

(De meeste afbeeldingen kunnen worden vergroot door erop te klikken.)

Uitleg van het wapen van de Zeven Provinciën

De kiellegging van de kruiser Hr.Ms. De Zeven Provinciën vond plaats op 19 mei 1939. De tewaterlating was op 22 augustus 1950 en de indienststelling vond plaats op 17 december 1953.


Op 7 juni 1976 werd het schip uit dienst gesteld.


Hierna volgen enige technische gegevens van het schip:

Lengte                                                                                           185,70 m

Breedte                                                                                           17,25 m

Diepgang                                                                                           6,70 m

St. waterverplaatsing                                                                  9529 tons

Vermogen geleverd door 6 (De Schelde) Parsonsturbines

en 4 Werkspoor Yarrow-ketels                                                    85.000 pk

Snelheid                                                                                             32 kn

Bemanning                                                                                             953

Bewapening

152 mm kanons in 2 dubbeltorens                                                          4 st

57 mm kanons in 3 dubbeltorens                                                           6 st

Dubbele lanceerinrichting voor Terriër S(ea) A(ir) M(issles) raketten      1

Enkele foto's van na de verbouwing tot geleidewapen kruiser met lucht/zeedoelraketten.


Met het landingsdetachement waren we op oefening op de Leusderheide bij het Marinierskamp in Doorn, daar hadden we een week schietbivak en een week tactischbivak.


Een landingsdetachement bestond hoofdzakelijk uit mariniers aangevuld met logistiek, nautisch en technisch personeel van een schip of walinrichting. Die had tot taak gewapenderhand op te treden aan de wal. Later werd het geloof ik beveiligingsgroep genoemd en tegenwoordig heet het, als ik me niet vergis, boardingteam. Daar heeft onze zoon later ook nog in gezeten.

Voor de volgende twee foto's een eervolle vermelding gekregen bij een fotowedstrijd met als titel "Na scheepstijd", uitgeschreven door de Dienst Ontwikkeling Sport en Ontspanning in Den Helder in het najaar van 1968.

Aankomst Norfolk Virginia USA


In de buurt van San Juan op Puerto Rico

Als er met de Terriër voor oefening werd geschoten moest dat met verlegd trefpunt gebeuren zodat je doelschip/vliegtuig niet werd beschadigd. Maar dat ging ook wel eens mis!!!(van het kleine doelscheepje is de antenne beschadigd)


Het leven aan boord

Diverse havenbezoeken

© 2000 PCL