Van 4 januari 1988 tot 2 april 1990 geplaatst bij de MarineKazerne Den Haag (MKDG) en aldaar tewerkgesteld bij de Afdeling Bevoorrading (VORAD) van de Directie Materieel Koninklijke Marine (DMKM), belast met de functie van medewerker van het bureau Algemene Bevoorradingsaangelegenheden. Daar hield ik me in het begin bezig met het herschrijven van de voorschriften op het gebied van bevoorrading. Mijn directe chef was de luitenant ter zee van administratie tweede klasse oudste categorie (LTZA2OC) Jan van de Broeke. Onze baas was toen de kapitein ter zee van administratie (KTZA) E. Weber, zijn rechterhand was de kapitein ter zee van administratie (KTZA) J. Honig.
Ik voelde me daar echter geen vreemde eend in de bijt want de meeste medewerkers van die afdeling kende ik goed vanwege mijn LOGSCHOOL-periode. Ik deed toen veel zaken met deze afdeling.
De firma Cap-Gemini was al jaren binnen defensie bezig met verschillende automatiseringsprojecten zo ook binnen de directie materieel van de Koninklijke marine. Dat omvatte het Voorraad AdministratieSysteem (VAS) en de LOGistiek technische DOCumentatie (LOGDOC). En daarnaast werd er ook een geautomatiseerd VooraadPunt Administratie-systeem (VPA) gebouwd ten behoeve van de operationele eenheden, zoals schepen en marinierseenheden.
Dat was een gigantische klus. Ze waren daar al mee bezig toen ik nog op de LOGSCHOOL zat en dat heeft jaren geduurd. Toen het bijna was afgerond heb ik met nog een aantal personen binnen onze afdeling (die later het bureau systeembeheer VAS/LOGDOC zouden gaan bemannen) bij Cap-Gemini een cursus Vakopleiding functioneel Systeembeheer VAS gevolgd. Daarna ben ik projectleider geweest van het project VAS/LOGDOC-procedures. Want de procedures voor dat gehele geautomatiseerde systeem moesten nog geschreven worden. Normaliter wordt dat gedaan in het begin van een automatiseringsproject tijdens de ontwerpfase. Maar hier werd het door de "geleerde" heren steeds maar vooruit geschoven in het grote project. Uiteindelijk is het allemaal gereed gekomen en met succes in werking gesteld.
Vanuit den Haag heb ik ook verschillende LOGDOC-cursussen begeleid die op het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder werden gegeven voor de materieelslogistieke functionarissen, burger zowel als militair, die werkzaam waren bij de Directie Materieel in Den Helder op verschillende locaties.
Daar overkwam me op een gegeven moment een incident toen ik na een bezoek aan het KIM terug liep naar het station. Het was zomer en ik liep in mijn marine-overhemd op de brug over de Westgracht bij de Zuidstraat. Ik had daar wel een schaftkeet zien staan (want ze waren daar aan de weg bezig) en ik hoorde ook roepen vanuit die schaftkeet, maar schonk daar geen aandacht aan. Er wordt wel vaker wat naar je geroepen als je in uniform bent. Vervolgens hoorde ik iemand die keet uitrennen naar mij toe. Ik deed net of ik uit mijn neus bloedde waarna ik met zand bekogeld werd. Ik deed net of ik niets had gevoeld en liep gewoon door naar het station. Daar aangekomen vroeg ik aan de man in de restauratie van de trein (die had je toen nog) of mijn overhemd op mijn rug vuil was geworden. Dat bleek gelukkig niet het geval te zijn, het zand was natuurlijk kurkdroog. Eenmaal thuis aangekomen heb ik onmiddellijk de Marechaussee in Den Helder gebeld en het voorval uitgelegd. Ze zouden een onderzoek instellen en mij daarover rapporteren. Dat hebben ze ook gedaan. Dezelfde dag werd ik al door hen gebeld met de mededeling dat ze de aannemer hadden opgespoord en betrokken medewerker was onmiddellijk ontslagen.
Ik werd op 2 april 1990 formeel overgeplaatst naar het Marinetoezicht bij de Maatschappij "De Schelde" in Vlissingen. Maar het was eigenlijk een papieren overplaatsing want ik bleef gewoon achter mijn eigen bureau bij de afdeling Bevoorrading zitten waar ik naast de werkzaanheden die ik moest gaan doen voor het M-fregattenproject, gewoon doorging met de regelgeving op bevoorradingsgebied. Ik ging alleen elke woensdag op dienstreis naar Vlissingen. Uiteindelijk had ik daar een aantal mensen als personeel werken onder leiding van de zeer bekwame sergeantmajoor Willem van Broekhoven.
Ik was toen ook een tijdje hoofd van het marinetoezicht bevoorrading bij de Rotterdamse Droogdok Mij. (RDM). Maar dat was een aflopende zaak omdat de onderzeeboten algebouwd waren en overgedragen aan de marine. Dus daar werd al snel de deur dicht gedaan.